Na een chemotherapie kunnen de haren volledig verdwijnen terwijl deze nog in de groeifase zitten. Dit heet een anageen effluvium. De groeifase wordt afgebroken en de haren worden afgestoten. Na beëindiging van de chemotherapie gaan de haarzakjes weer haren produceren en in principe krijgt u hetzelfde haar terug dat u had vóór de chemotherapie. Echter, afhankelijk van erfelijkheid kan het haar ook anders terugkeren.
Onder normale omstandigheden verandert een haardos zeer geleidelijk. Het grijs worden en kaal/dun worden van het haar zijn daar voorbeelden van. Een haar wordt niet tijdens de groeifase grijs. Als een haar aan het einde van een groeifase wisselt is de opvolger iets grijzer dan de voorganger, en de opvolger hiervan is ook weer grijzer. Dat geldt ook voor dun en kaal wordend haar door erfelijke kaalheid (alopecia androgenetica). Een haar wordt aan het einde van de groeifase opgevolgd door een haar die dunner is en korter groeit, en deze wordt op zijn beurt opgevolgd door een haar die nog dunner is en nog korter groeit.
Door het anageen effluvium, en dus door de chemotherapie, wordt de groeifase van alle haren abrupt afgebroken waarna de opvolgers, bij erfelijke aanleg daartoe, allemaal tegelijk grijzer en dunner worden. Met andere woorden, als u niet met chemotherapie behandeld was zou uw haar ook dun en/of grijs geworden zijn, maar pas over een periode van vijf à zeven jaar. Het is goed mogelijk dat er bij u sprake is van een alopecia androgenetica.